dinsdag 16 december 2014

Carrièrebeperking

In vergelijking met problemen of ziekten waar andere mensen mee te maken hebben, is het misschien niet terecht dat ik treur om mijn autisme. Maar toch doe ik het soms wel. 

Afgelopen vrijdag ging ik uit eten met drie goede vriendinnen. Het gesprek kwam op werk en carrière en ik zag in dat ze allemaal een goede carrière aan het opbouwen zijn. Ze hebben succes in hun werk, publiceren artikelen, promoveren, doen prestigieuze stages en bewijzen zichzelf in het land van de wetenschap.

Behalve intelligentie zijn er ook andere dingen nodig om het ver te schoppen.
1. Inzet. Vele uren hard werken. Lange dagen maken. Soms ook lange weken.
2. Contacten leggen. Praatjes maken. Netwerken.
3. Een soort fine tuning in het voeren van gesprekken. Op de juiste momenten de juiste dingen zeggen. Niet teveel aandringen maar toch je wensen duidelijk maken. Jezelf profileren zonder arrogant te zijn. 
4. Jezelf zijn door jezelf aan te passen. Paradoxaal, maar waar. De kern ligt erin te weten waar de balans moet liggen.

Een berg intelligentie heb ik wel. Een grote berg met inzet zeker ook, maar toch zal ik nooit het aantal uren kunnen maken die mijn vriendinnen maken.

Kan ik fine tunen? Nee, niet echt.
Kan ik netwerken? Nee, ook niet.
Kan ik de balans vinden in het uiten van mezelf? Nee.

Dit zijn eigenschappen die nodig zijn om carrière te kunnen maken. Dit zijn eigenschappen die bij mij geblokkeerd worden door mijn autisme.
Dit is de invloed van autisme op mijn leven. Op mijn werk. Op mijn carrière.

Ik doe wat ik kan, op mijn eigen manier, maar ik zal het nooit zover kunnen schoppen als die drie topvriendinnen van mij.
En daar huil ik om.

Klinkt dit overdreven en vol zelfmedelijden? Misschien wel.

Maar misschien is het ook wel gewoon waar.